Het land is rijk aan ertsen en het woestijnachtige midden van Australië is nog grotendeels onontgonnen. In de eerste helft van de 20ste   eeuw was de export van ijzererts zelfs verboden omdat men dacht dat er een gebrek aan was, totdat Lang Hancock tijdens een wandeling door de Hamersley Range op een grote ondergrondse hoeveelheid metaal stuitte. In 1960 was er in Australië meer dan 20 miljard ton ijzererts ontgonnen, en aan het eind van de jaren zestig bezat Hancock alleen meer ijzererts dan Canada en de Verenigde Staten samen. Hiermee was Australië een van de belangrijkste producenten ter wereld van ijzer, steenkool en uranium geworden − stoffen waarnaar de vraag sinds 2000 nog veel sterker is toegenomen. Daarnaast beschikt het land over een rijke voorraad cadmium, kobalt en lood. Uitsluitend dankzij de toegenomen export van grondstoffen zijn de handelsvoorwaarden van het land met 30% verbeterd. Zowel de particuliere als de bedrijfsinvesteringen zijn toegenomen om aan de grotere vraag naar grondstoffen te voldoen. De Australische mijnbouw is over het hele continent verspreid, maar vooral in West-Australië. In de Straat Bass is tussen Victoria en Tasmanië ondergrondse koolwaterstof ontdekt.